Sergej Rachmaninov, vooral bekend om zijn pianoconcerten en symfonieën, componeerde zijn Vespers in 1915. Het werk is een verzameling van vijftien gezangen voor de nachtwake van Pasen. De teksten en melodieën zijn afkomstig uit de oeroude Russisch-orthodoxe mystieke en muzikale traditie.
De vespers volgen de canonieke gebedsuren: de vespers (beweging 1-6), metten (7-14) en prime (15). De vespers reflecteren op het idee van Christus als het licht van de wereld. De metten mediteren over ideeën van Christus in menselijke vorm en uiteindelijk brengt de opstanding van Christus ons naar de dageraad en naar de prime, het eerste uur van de dag.
In 1965 maakte Alexander Sveshnikov de eerste opname van het werk met het Koor van de Russische Staatsacademie. De emotionele kracht van het werk en de lage basstemmen die nodig waren om het uit te voeren, verbaasden het westerse publiek. Zelfs naar Russische maatstaven zijn de baspartijen zéér laag. Toen hem in 1915 de manuscriptpartituur werd getoond, schudde de oorspronkelijke dirigent van het werk zijn hoofd en zei: “Waar vinden we in vredesnaam zulke bassen? Ze zijn zo zeldzaam als asperges met Kerstmis!”.
Cello: Frederika Mareels
Octopus Kamerkoor o.l.v. Bart van Reyn