In 1490 drukte Maximiliaan van Oostenrijk, Rooms koning, de wens uit dat de Vliesridders in kapittel zouden samenkomen. Sinds het vorige kapittel in 1481 waren immers reeds 13 ridders overleden. Omdat hijzelf niet naar de Nederlanden kon komen zou zijn jongste zoon, Filips de Schone, het kapittel voorzitten. Wegens de algemeen vijandige sfeer in de Nederlanden gaf men de voorkeur aan een kleinere stad omwille van de veiligheid van Filips. Haast vanzelfsprekend viel de voorkeur op Mechelen, de stad die omwille van haar trouw zopas tevoren tot graafschap was verheven en waar de twaalfjarige Filips reeds vertoefde.
Op de donderdag voor Pinksteren, 19 mei, kwamen te Mechelen reeds zes ridders aan. Zij gingen de jonge aartshertog in het Prinsenhof (Keizerstraat) begroeten en hielden 's anderendaags een voorbereidende vergadering met de dignitarissen : kanselier Jean de Lannoy, tresorier Louis Quarré, waarnemend griffier Charles Soillet en wapenkoning Gilles Gobet.
Op Pinksterzondag 22 mei begaven zij zich op het uur van de vespers terug naar het Prinsenhof. Vandaar trok een plechtige stoet met de aartshertog naar de Sint-Romboutskerk. De vespers ter ere van de heilige Andreas werden er gezongen door Nicolas Brugman, titelvoerend bisschop van Soliwri. Hij werd daarbij begeleid door vier prelaten.
Boven het hoofd van de ridders hingen in het koorgestoelte, in rangorde, de beschilderde wapenborden met hun naam, titel en wapenschild. Ook de overleden ridders kregen hun plaats en wapenbord, maar deze schilden lagen op een zwart laken. De volgorde van de wapenborden :
aan de epistelzijde (rechts) :
- aartshertog Maximiliaan, Rooms koning
- aartshertog Filips de Schone
- Juan II, koning van Aragon en Navarra (overleden in 1479)
- Ferdinand I, koning van Napels
- Jehan de Melun, heer van Antoing (overleden in 1484)
- Lodewijk van Brugge, heer van Gruuthuuse
- Philippe de Savoye, graaf van Baugey, heer van Bresse
- Philippe de Croy, heer van Chimay (overleden in 1483)
- Pierre de Luxembourg (overleden in 1482)
- Jacques de Savoye (overleden in 1486)
- Claude de Toulongeon, heer van Bastie
- Pierre de Hennin, heer van Bossut (overleden in 1490)
- Jehan baron de Ligne (overleden in 1491)
- Baudouin de Lanny, heer van Molembais
- Guillaume de la Baume
- Jan III van Glymes, heer van Bergen-op-Zoom
aan de evangeliezijde (links) :
- Ferdinand V de Katholieke, koning van Castilië, Aragon en Sicilië
- Edward IV, koning van Engeland (overleden in 1483)
- Jehan II, hertog van Alençon (overleden in 1476)
- Jan I, hertog van Kleef (overleden in 1483)
- Jean de Lannoy
- Antoon, bastaard van Bourgondië
- Adolf van Kleef, heer van Ravenstein
- Engelbert II, graaf van Nassau en Vianden
- Willem, heer van Egmond
- Wolfert van Borselen, heer van Veere (overleden in 1487)
- Josse de Lalaing, heer van Montigny (overleden in 1483)
- Filips van Bourgondië, heer van Beveren
- Jacques de Luxembourg, heer van Fiennes
- Bertremi, heer van Lichtenstein
- Martin, heer van Polheim
Na de vespers reeds de jonge aartshertog te midden van een juichende menigte terug naar het Prinsenhof. Telkens gingen de ridders te paard in een prachtige stoet : eerst kwamen twaalf trompetters, dan de geestelijkheid, daarna de wapenherauten en de ridders zelf in rijen van twee. De optocht werd besloten door priesters, een grote schaar schildknapen en edelen te paard. De ridders droegen rode tabbaarden gevoerd met wit satijn en omrand met bont. Ze droegen ook de rode Bourgondische muts, rode kousen en schoenen en de kenmerkende gouden halsketting met 24 schakels waaraan een ram hing.
Op tweede Pinksterdag woonden de Vliesridders in de Sint-Romboutskerk de hoogmis bij. Na een rijkelijk banket werd die dag besloten met de vespers en de vigilie.
Op dinsdag 24 mei had een dodenmis plaats voor de overleden ridders, en in de namiddag kwam men in besloten vergadering bijeen om het gedrag van de leden onder de loupe te nemen. Zo werd Engelbert van Nassau berispt wegens zijn veelvuldige omgang met vrouwen. De Vliesridders werden immers verondersteld om de eer van het ridderschap te verhogen en de goede zeden te bevorderen.
Op woensdag 25 mei had een kapittelvergadering plaats en namen de ridders deel aan een mis ter ere van Onze-Lieve-Vrouw. Daarna werd opnieuw beraadslaagd over het gedrag van de leden. De beschuldigingen tegen Philippe de Crèvecoeur (meineed), Philippe Pot (ontrouw) en de reeds overleden Jacques de Savoye (muiterij) werden op een zwart tekstbord in het koorgestoelte aangebracht. De dag erna, na de mis voor de Heilige Geest, las de wapenkoning de beslissingen voor.
Door overlijdens en veroordelingen waren vijftien plaatsen vacant geworden. In de namiddag werden meteen evenveel vervangers gekozen. Na het rangschikken van de stemmen werden volgende nieuwe leden aangeduid :
- Frederik III van Oostenrijk
- Albrecht III, hertog van Saksen
- Charles de Croy, prins van Chimay
- Claude de Neufchâtel, heer van Fay
- Hendrik VII, koning van Engeland
- Karel van Gelre
- Evrard VI, hertog van Württemberg
- Jan I, graaf van Egmont
- Hugues de Melun
- Guilliaume de Croy, heer van Chièvres
- Pierre de Lannoy, heer van Fresnoy
- Christoph, markgraaf van Baden en Hochberg
- Hendrik van Wittem, heer van Beersel
- Jan, heer van Kruiningen
- Jacques de Luxembourg, heer van Fiennes
Op zaterdag 28 mei werden reeds drie van deze nieuwe leden na hun beëdiging met de halsketen getooid, op 30 mei volgde een vierde. Op dinsdag 31 mei tenslotte kwamen de oude en de nieuwe ridders samen en werd het vijftiende kapittel van de Orde plechtig beëindigd. De bewaarde wapenborden van de ridders zijn stilzwijgende laat-middeleeuwse getuigen van een schitterende tijd uit de bewogen geschiedenis van de kathedraal en van onze gewesten.